BOEKBESPREKING
‘NATO: From Cold War to Ukraine, a History of the World’s Most Powerfull Alliance’
Niels van Willigen
De vijfenzeventigste verjaardag van de NAVO in april dit jaar zal aan weinigen voorbij zijn gegaan. De collectieve verdedigingsorganisatie van Noord-Amerikaanse en Europese landen is sinds de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 continu in het nieuws. Na ruim twee decennia van crisisbeheersing, stabilisatieoperaties en vredesmissies, richt de alliantie zich weer op de hoofdtaak: afschrikking en collectieve verdediging. Zowel de respectabele leeftijd van de NAVO, als de recente koerswijziging, vraagt om analyse en reflectie. Dat is wat Sten Rynning de lezer ruimschoots biedt in zijn historische studie ‘NATO. From the Cold War to Ukraine, a History of the World’s Most Powerful Alliance.’
Rynning schreef een onderhoudend historisch overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling van de NAVO. Er is niet veel voorkennis nodig om het narratief van Rynning te volgen. Hij richt zich op de grote lijnen, geeft aansprekende voorbeelden, en beschrijft de geschiedenis van de NAVO heel overzichtelijk in vier delen. De rode draad daarin is hoe de NAVO telkens periodes van interne verdeeldheid en externe crises wist te overwinnen.
Het eerste deel begint met het ontstaan van de vroegste ideeën over een trans-Atlantische alliantie, al tijdens de Tweede Wereldoorlog. Rynning laat zien hoe de oprichting van de Verenigde Naties en een aantal Europese initiatieven, zoals het Verdrag van Duinkerken en het Verdrag van Brussel, invloed hebben gehad op de totstandkoming van de NAVO. Dit deel vertelt het verhaal van de NAVO tot ver in de jaren zestig. Het omvat een periode die volgens Rynning gekenmerkt wordt door dynamiek en veel creatieve ideeën.
Dat is totaal anders in deel twee dat de periode 1966-1989 omvat. De NAVO verliest geleidelijk aan zijn energie en wordt geconfronteerd met politieke crises binnen en buiten het bondgenootschap. Frankrijk was in 1966 uit de geïntegreerde militaire structuur gestapt en er waren zorgen dat verschillen van mening over hoe er met de Sovjet-Unie moest worden omgegaan zou leiden tot een verzwakking van het bondgenootschap. Vanaf 1969, het twintigjarige jubileum van de NAVO, was het voor lidstaten juridisch mogelijk om het lidmaatschap te beëindigen. Dat dit niet is gebeurd en dat de NAVO de felle discussies over bijvoorbeeld het plaatsen van kernwapens in de jaren tachtig overleefde is volgens Rynning te danken aan het pragmatisme van de lidstaten, met als misschien wel het meest typerende voorbeeld het beroemde NAVO-dubbelbesluit.
Dat dubbelbesluit hield in dat de plaatsing van Amerikaanse raketten niet door zou gaan als de Sovjet-Unie haar eigen recent geplaatste SS20 kernwapens zou weghalen. Uiteindelijk werd dit besluit ingehaald door het einde van de Koude Oorlog en de vergaande ontwapeningsverdragen tussen Oost en West. In deel drie beschrijft Rynning vervolgens hoe de NAVO in de jaren negentig ‘big and soft’ werd. De NAVO breidde flink uit met voormalige Oostbloklanden en de alliantie stelde een ambitieuze agenda op als crisismanager. Het ondernam militaire interventies buiten het verdragsgebied, waaronder in het voormalige Joegoslavië en Afghanistan. Tegelijkertijd zorgde de War on Terror en de Amerikaanse inval in Irak in 2003 voor grote verdeeldheid.
Het vierde en laatste deel beschrijft hoe de NAVO in 2014 en 2022 verrast werd door de Russische invallen in Oekraïne. Tegelijkertijd gaf de Russische dreiging nieuwe energie aan het bondgenootschap dat in 2019 door de Franse president Macron nog ‘hersendood’ was verklaard. Rynning stelt terecht dat de oorlog in Oekraïne de NAVO gedwongen heeft om een ‘comeback’ te maken. Daarbij is het ook relevant dat de NAVO zich steeds meer op China richt als ‘systemische bedreiging’.
De grote vraag daarbij is tot wat voor NAVO dit zal leiden. In het laatste hoofdstuk (Comeback: Classical NATO for a New Era?) probeert Rynning deze vraag te beantwoorden. Hij maakt een onderscheid tussen twee modellen. Het eerste is een mondiaal opererende NAVO waarin het met gelijkgestemde landen optrekt en een bastion van democratie vormt; met name in relatie tot China. Het tweede model omvat een klassieke NAVO die zich heeft aangepast aan de nieuwe werkelijkheid en zich primair op het Euro-Atlantische verdragsgebied richt. Dat laatste is volgens Rynning de beste optie. Vervolgens noemt hij drie randvoorwaarden voor dit model; een focus op collectieve verdediging, een grotere rol van Europe, en goed leiderschap.
Het laatste hoofdstuk is enigszins teleurstellend. De twee modellen zijn nogal voor de hand liggend en worden evenmin als de drie randvoorwaarden goed uitgewerkt. Dat is jammer, want de historische analyse is zeer de moeite waard. Een tweede punt van kritiek is dat Rynning meer aandacht had kunnen schenken aan het perspectief van de Sovjet-Unie, en later Rusland. Dat komt mondjesmaat aan de orde, bijvoorbeeld bij de analyse van de NAVO-uitbreiding en de Russische positie daarin. Ten slotte komen bij de beschrijving van de interne discussies vooral de grote landen langs in de analyse: de Verenigde Staten, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Het was origineel geweest als de posities van middelgrote en kleine landen iets meer was meegenomen.
Een boek over een internationale organisatie met zo’n lange geschiedenis kan echter nooit compleet zijn. De kracht van het Rynning’s boek is dat de lezer een compact en zeer lezenswaardig overzicht krijgt van de NAVO. Daarmee kan de lezer zelf een goede basis leggen om na te denken over waar het heen moet met het bondgenootschap.
Niels van Willigen is als universitair hoofddocent internationale betrekkingen verbonden aan het Instituut voor Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden.