ATLANTISCH PERSPECTIEF
Naar een geloofwaardige afschrikkingsstrategie voor de NAVO
Frans Osinga (Cdre b.d.)
In de aanloop naar de Russische aanval op Oekraïne bleek de westerse afschrikkingsdiplomatie niet in staat om Vladimir Poetin van zijn genocidale oorlogsplannen te weerhouden. De NAVO moet hier lessen uit trekken en een nieuwe, overtuigende afschrikkingsstrategie optuigen. Want Oekraïne zal niet het einde zijn van de Russische expansiedrift. Tegelijk is Amerikaanse militaire steun aan Europa in de toekomst allerminst gegarandeerd.
Rusland is met het Westen in een nieuwe koude oorlog verwikkeld. Dat stelde de Russische premier Medvedev al in 2016.[1] De jaarwisseling van 2024, acht jaar later, begon met een koor van Europese politieke en militaire leiders die hun bevolking sommeerden zich voor te bereiden op een toekomstige oorlog met Rusland. Europa moet ook haar wapenindustrie snel uitbreiden, alles in het besef dat de oorlog in Oekraïne ook over de toekomst van Europa gaat. Want Oekraïne is niet het einde van Ruslands revisionistische ambities, zegt het Kremlin openlijk. Rusland beschouwt deze oorlog als een existentiële waarin Rusland het tegen het Westen opneemt, met als doel de geloofwaardigheid van zowel de NAVO als de EU te ondermijnen.
Een honger om de status van Rusland als supermacht te herstellen gaat gepaard met een ultranationalistisch geloof in de unieke en superieure cultuur van Rusland, de angst voor westerse liberale ideeën en de overtuiging dat de Russische veiligheid het herwinnen van zijn invloedssferen uit de Koude Oorlog vereist.[2] De NAVO staat nu voor de grote uitdaging een geloofwaardige afschrikkingsstrategie op te tuigen waarmee deze Russische agressie beteugeld kan worden. En dat moet tegen de achtergrond dat Amerikaanse militaire steun in de toekomst allerminst is gegarandeerd.
Minimum randvoorwaarden
De randvoorwaarden voor afschrikking (hierna: deterrence) zijn in beginsel eenvoudig: ‘communication, capabilities, credibility’. Deterrence richt zich op de strategische besluitvorming van een opponent en diens perceptie bepaalt of deterrence succesvol zal zijn. Daartoe moet ten eerste helder en tijdig worden gecommuniceerd wat een mogelijke deterrence reactie zal initiëren (welk gedrag onacceptabel is, met andere woorden: de rode lijn) evenals wat de consequenties zullen zijn. Die consequenties moeten, vanuit het perspectief van de opponent, bovendien onacceptabel ernstig zijn. De opponent moet er van overtuigd zijn dat een dreiging ook daadwerkelijk snel uitgevoerd kan worden. Met andere woorden, er bestaat al politieke overeenstemming in een land of coalitie dat de dreiging desnoods wordt uitgevoerd. De militaire middelen daartoe zijn evident beschikbaar en kunnen ook snel worden ingezet. Een sterke internationale coalitie en het isoleren van de opponent helpen daarbij, evenals het communiceren van een asymmetrie in motivatie: de opponent moet er van overtuigd zijn dat voor de verdedigende partij de belangen veel hoger zijn dan voor de opponent en dat daarom de verdedigende partij bereid zal zijn desnoods te escaleren.[3]
Mariniers in Noorwegen bereiden zich voor op de NAVO-oefening Nordic Response 2024, onderdeel van Steadfast Defender 2024. Foto: Flickr.com / NATO North Atlantic Treaty Organization.
Waarom deterrence faalt
Deze randvoorwaarden geven meteen ook aan waardoor deterrence kan falen. De perceptie die de opponenten heeft m.b.t. de geloofwaardigheid wordt beïnvloed door vele factoren. Daaronder vallen bijvoorbeeld miscommunicatie (de rode lijnen of de consequenties van bepaalde acties worden niet goed overgebracht of begrepen), en de perceptie (terecht of onterecht) dat de opponent zich kan beschermen tegen de conventionele militaire capaciteiten waarmee wordt gedreigd, zelf militair superieur is, het langer kan volhouden en bereid is meer kosten en verliezen te incasseren dan de deterrer. Ten derde kan een opponent er aan twijfelen of de internationale coalitie wel voldoende eendrachtig is en trachten er wiggen in te drijven, een voortdurend probleem van Westerse coalitie operaties in de afgelopen drie decennia.
Het type deterrence maakt ook uit. Bij algemene deterrence – zoals de nucleaire second strike capability van de VS die zo nodig Europa zal beschermen – bestaat er een voortdurende maar latente dreiging. Een opponent kan er echter aan twijfelen of de politieke bereidheid in de VS om die dreiging ook t.b.v. Europa uit te voeren er ook daadwerkelijk is in een specifieke crisis. Het betreft namelijk ook een vorm van extended deterrence: het gaat niet om de afschrikking van een dreiging die op de VS zelf is gericht maar op Europa. Dat leidt tot een meer abstracte kosten-baten-risico afweging in de VS dan in het geval van direct deterrence, waar afschrikking draait om het weerhouden van agressie tegen de VS zelf. Aangezien het nationale belang daarbij evident is, zal een deterrence posture inherent vrij geloofwaardig zijn. Dat geldt ook voor immediate deterrence, waarbij een afschrikkingsstrategie wordt gecommuniceerd naar aanleiding van een directe en specifieke dreiging.
Als oorlog niet de slechtst mogelijke uitkomst is
Onderbelicht blijft vaak dat deterrence ook kan falen omdat een opponent er belang bij heeft om de status quo te doorbreken en moedwillig de deterrence posture van een verdedigende partij te negeren. Het westerse denken over deterrence gaat er van uit dat oorlog voor beide partijen de slechtst mogelijke uitkomst is.[4] Dat hoeft niet het geval zijn, zoals in de afgelopen drie decennia bleek bij confrontaties met autoritaire leiders, die niet noodzakelijkerwijs dezelfde strategische rationaliteit kennen als die van democratieën. Saddam Hoessein, Milosevic en Ghadaffi, bijvoorbeeld, hadden de overtuiging dat zij een hogere pijngrens hadden dan het Westen. Ego – de persoonlijke belangen, prestige en de eer van een politieke leider – speelt veelal een belangrijkere rol dan de nationale belangen in het negeren van een deterrence posture en het aangaan van een confrontatie. Dat kan gedreven zijn door binnenlandse politieke ontwikkelingen zoals status overwegingen van de politieke leider in het licht van een opdoemende rivaal. De status quo kan voor een opponent ook simpelweg onacceptabel zijn, maar het uitdagen van de deterrer kan ook bedoeld zijn om de internationale status verhogen.[5]
De opponent kan bovendien escaleren om daarmee bewust de geloofwaardigheid van een deterrence posture te testen. De uitdager gelooft dat hij de risico’s kent en dat die in de hand te houden zijn. Hij kan dit doen door een crisis uit te lokken door bijvoorbeeld een militaire macht te verzamelen bij een grens en provocerende uitspraken te doen (een zogenaamde limited probe), of via een fait accompli-strategie die bestaat uit een beperkte militaire inval, alles om de reactie van de deterrer te testen en te zien of en hoe snel er daadwerkelijk een robuuste response volgt van de deterrer.
Een US Army M1 Abrams tank vuurt af tijdens de NAVO-oefening Dragon 2024, deel van Steadfast Defender 2024. Foto: Flickr.com / NATO North Atlantic Treaty Organization.
Een twijfelachtige afschrikkingsstrategie na 2014
Tegen die achtergrond was het falen van de Westerse afschrikkingsdiplomatie voorafgaande aan 24 februari 2022 voorspelbaar. Tot aan het begin van de Russische invasie was deterrence by punishment de onderliggende gedachte van de NAVO-strategie waartoe tijdens de top in Wales in 2014 vanwege de Russische annexatie van de Krim werd besloten. Een dergelijke strategie veronderstelt dat de dreiging een opponent een enorme afstraffing te geven voldoende is om hem van een aanval te weerhouden. Deze NAVO-strategie manifesteerde zich in de oprichting van de zogenaamde flitsmacht – de VJTF – en de internationaal samengestelde eenheden van de Enhanced Forward Presence (EFP) de air policing-operaties boven de Baltische staten, en maatregelen om de gereedheid en training van NAVO eenheden te verbeteren en het reactievermogen te verhogen. Artikel 5 operaties werden weer beoefend met steeds grotere formaties en de VS verhoogde bovendien haar militaire aanwezigheid in Europa.
Desalniettemin was de geloofwaardigheid ervan twijfelachtig.[6] De grote aantallen Russische grond-grondraketten en luchtafweersystemen in onder meer Kaliningrad – in militaire termen de zogenoemde Anti-Access/Area Denial-problematiek (A2/AD) – vormden een grote bedreiging voor de dunne trip-wire van de EFP-eenheden in de Baltische staten. Luchtoverwicht was zeker niet gegarandeerd en daarmee ook luchtsteun niet. Tijdige versterking over de enkele aanvoerlijnen in de Suwalski-gap zou eveneens problematisch zijn. De Westerse militair-technologische superioriteit, lang een betrouwbare hoeksteen van Westerse interventies, was ook snel tanende in het licht van Russische militaire modernisering. De trans-Atlantische band en daarmee de veiligheidsgarantie van de VS stond bovendien onder spanning na het aantreden van Donald Trump als president. Een snelle beperkte Russische inval in een van de Baltische staten – Rusland toonde in oefeningen immers aan dat het snel 50.000-80.000 man sterke formatie kon verzamelen langs de grens – zou niet kunnen worden voorkomen.[7]
Rusland tartte ook voortdurend het Westen met hybride dreigingen in de vorm van onder meer cyberaanvallen, beïnvloeding van de publieke opinie in (sociale) media, verspreiden van desinformatie, verstoren van democratische processen door financiering van politieke partijen en aanwakkeren van maatschappelijke polarisatie. Alles met als doel het vertrouwen van burgers in nationale overheden, instituties en internationale organisaties te ondermijnen, en daarmee ook de eenheid binnen de EU en de NAVO. Bescherming zoals beoogd in Artikel 5 kon niet worden gegarandeerd aan de Baltische staten, waarschuwde een Amerikaanse denktank in 2016, hetzelfde jaar waarin de EU stelde dat Europa in een tijd van existentiële dreigingen leefde.[8]
Het falen van deterrence in 2022
De Russische invasie toonde indringend aan, zeker bij de Oost-Europese lidstaten, dat er een veel robuuster strategisch concept moest worden ontwikkeld. In het najaar van 2021 en de winter van 2022 gaven president Biden met zijn ministers Austen Long en Blinken, in koor met de NAVO secretaris-generaal Stoltenberg, waarschuwende signalen af richting Poetin over de grote kostbare gevolgen van een eventuele invasie. De VS investeerde aanzienlijk politiek kapitaal door te dreigen met sancties, verhoging van het aantal militairen in Europa, en het openbaar maken van geclassificeerde informatie over de oorlogsplannen van Poetin.[9] Inzet of dreiging met Westerse militaire acties ter bescherming van Oekraïne – het opzetten van een no-fly-zone bijvoorbeeld – bleef echter achterwege. Ongeloof dat Poetin zo’n kostbare en risicovolle oorlog zou beginnen in de 21ste eeuw[10], gekoppeld aan de Europese afhankelijkheid van Russisch gas, de angst voor nucleaire escalatie en het schaamlapje dat Oekraïne geen NAVO-lid was, verklaren de duidelijke risicomijdende benadering van het Westen. Voorkomen van escalatie was de politieke randvoorwaarde in het Westen. Zoals Echevaria recent concludeerde: “It attempted to deter war without threatening war, which in turn rendered it vulnerable to Russian deterrence. By attempting to minimize the risk of a major war, the West made the right call, even though it resulted in the failure of its own deterrence measures.”[11] Het Westen vreesde escalatie meer dan Poetin dat deed. Self-deterrence was het gevolg.
Ondanks de expliciete afschrikkende signalen begon Poetin dan ook met zijn genocidale oorlogsplan: een tiendaagse “speciale operatie” waarmee de regering van Zelensky verdreven zou worden, het leger stuurloos zou raken en Poetin de facto de macht over Oekraine zou verkrijgen. Het politiek verdeelde en zwakke Westen zou voor een voldongen feit worden geplaatst en niet in staat zijn om tijdig de eenheid te vinden om collectief een robuust antwoord te genereren. En gezien de numerieke overmacht van Rusland leek succes verzekerd.[12] Dat plan faalde door foutieve aannames, slechte voorbereiding en felle Oekraïense tegenstand. Een langdurige uitputtingsoorlog is het gevolg. Een totale oorlog waarin Rusland verwacht dat het die langer kan volhouden dan Oekraïne. Mede vanwege de grotere wapenproductiecapaciteit en omdat het bereid is om meer slachtoffers te incasseren.
Vergadering van de Noord-Atlantische Raad met ministers van Defensie, 12 – 13 oktober 2022. Foto: Flickr.com / NATO North Atlantic Treaty Organization.
Deter and Defend Forward als antwoord
In het licht van deze verschrikkelijke oorlog, de agressieve Russische politiek en de weinig geruststellende afschrikkingsstrategie besloten de NAVO-lidstaten in juni 2022 de bestaande deterrence by punishment-strategie te vervangen door een robuustere Forward Presence-strategie, kortom een strategie van deterrence by denial. De doelstelling en ambities luidden: ‘We will significantly strengthen our deterrence and defence posture to deny any potential adversary any possible opportunities for aggression. To that end, we will ensure a substantial and persistent presence on land, at sea, and in the air, including through strengthened integrated air and missile defense. We will deter and defend forward with robust in-place, multi-domain, combat-ready forces, enhanced command and control arrangements, prepositioned ammunition and equipment and improved capacity and infrastructure to rapidly reinforce any Ally, including at short or no notice’.[13]
Een deterrence by denial-strategie beoogt een aanval te weerhouden door geloofwaardig te kunnen communiceren dat deze geen enkele kans maakt. In het licht van wat Oekraïne is overkomen, dient de nieuwe NAVO-strategie niet alleen een grootschalige inval te voorkomen maar ook de indruk weg te nemen dat Rusland weg kan komen met een snelle beperkte inval op Bondgenootschappelijk grondgebied en aldus een voldongen feit kan creëren. Een dergelijke beperkte inval kan bedoeld zijn om te testen wanneer en of artikel 5 in beeld komt en of de NAVO instaat zal zijn snel en robuust te reageren. Met andere woorden, het test het reactievermogen, de capaciteiten, solidariteit en de bereidheid collectief de militaire capaciteiten ook daadwerkelijk in te zetten.
Rusland kan vervolgens het vooruitzicht op een langdurige uitputtingsoorlog uitbuiten als politiek pressiemiddel waarmee diverse lidstaten overtuigd zou kunnen worden niet akkoord te gaan met het afkondigen van artikel 5, of simpelweg hun actieve militaire steun te beperken of zich te onthouden van deelname. Europese strijdkrachten hebben niet de omvang, de mobilisatiecapaciteit noch de voorraden en voorlopig ook niet de militaire industrie om een langdurige uitputtingsoorlog, zoals die nu in Oekraïne woedt, vol te houden.[14] Rusland daarentegen kan vermoedelijk de enorme opgelopen militaire verliezen binnen 3-8 jaar compenseren. Rusland heeft haar militaire industrie gemobiliseerd, de militaire uitgaven verhoogd naar 6-7% van haar BNP en kan ieder jaar rond 130.000 man onder de wapenen roepen.[15]
Naast de dreiging van een langdurige attritie-oorlog kan ook het dreigen met nucleaire escalatie wiggen drijven in het bondgenootschap en de fait accompli definitief maken. Waar het Westen een defensief begrip heeft van deterrence, kent het Russische equivalent sderzhiygnie ook een meer offensieve betekenis die meer lijkt op de Westerse term compellence ofwel dwangactie met als doel een tegenstander weg te houden van wat gewonnen is.[16] Russische desinformatie-activiteiten zullen hierop inspelen, net zoals het Kremlin sinds het begin van de oorlog in het Westen het narratief verkondigt dat Oekraïne geen kans op succes heeft, Westerse steun zinloos is en dat Rusland gezien haar economie en bevolkingsomvang de oorlog veel langer kan volhouden dan Oekraïne.
Afschrikking in de oude Koude Oorlog als leidraad
Het voorkomen van zo’n scenario is een forse uitdaging, mede vanwege de twijfel of Europa blijvend kan vertrouwen op Amerikaanse militaire bijdragen bij oplopende spanningen met Rusland. Afgelopen drie decennia bleek ten eerste tijdens diverse westerse militaire interventies dat het formeren en bijeenhouden van een sterke coalitie een probleem was en veelal Amerikaans leiderschap vereiste. Ten tweede blijkt sinds Operation Allied Force in 1999 dat westerse operaties in het hoge deel van het geweldspectrum zonder cruciale Amerikaanse militaire capaciteiten nauwelijks mogelijk zijn. Europa is buitensporig afhankelijk van de VS voor wat betreft de nucleaire paraplu, middelen (en expertise) voor commandovoering, elektronische oorlogvoering en strategische verkenningen, capaciteiten om de Russische luchtafweersystemen te neutraliseren (zogenoemde SEAD en DEAD middelen)[17] en deep strike-wapensystemen (kruisraketten, Stand-off precisiebommen, moderne gevechtsvliegtuigen).
Dit zijn juist middelen die, net als destijds in de ‘oude‘ Koude Oorlog voor artikel 5 en geloofwaardige deterrence essentieel waren. Nu moet, net als toen, het stoppend vermogen van de NAVO worden versterkt zodat duidelijk en geloofwaardig gecommuniceerd kan worden dat Russische eenheden op grote afstand tot staan kunnen worden gebracht. Dat stoppend vermogen bestaat ten eerste, net als destijds, uit artillerie- en grond-grond-raketsystemen en herstel van Europese landpower-capaciteiten voor Artikel 5-operaties. Deze zijn echter alleen relevant als ze ook daadwerkelijk nabij de oostgrens permanent worden gestationeerd, inclusief voorraden munitie.
Anders dan tijdens de Koude Oorlog zal het landoptreden ook gekenmerkt worden door duizenden drones die het tactische gevechtsveld voor beide partijen transparant maken en voor uiterste kwetsbaarheid zorgen bij tanks, pantserwagens en troepen.[18] NAVO-landstrijdkrachten dienen drones als defensief middel te omarmen, verdedigingsmiddelen tegen drones in te voeren maar ook de heersende doctrines die uitgaan van massaal gemechaniseerd optreden in het vertrouwde concept van verbonden wapenen tegen het licht te houden. Artikel 5-operaties zullen daarnaast meer dan destijds een beroep doen op militaire space-based-capaciteiten. Cyberoperaties zullen nu fysieke operaties flankeren.
Cruciaal is het bovendien om, net als tijdens de Koude Oorlog, asymmetrie op operationeel en strategisch niveau te herstellen. De conventionele afschrikkingsstrategie leunde zwaar op de technologische en operationele superioriteit van het Westen op het gebied van airpower. Het cordon van westerse legerkorpsen zou weliswaar het eerste echelon van de landstrijdkrachten van het Warschau Pact (WP) vertragen en grotendeels uitschakelen, maar dit zou gepaard gaan met grote eigen verliezen waarna het tweede en derde WP echelon zouden kunnen doorstoten. De dreiging van het tweede en derde echelon kon echter worden gepareerd met luchtoverwicht na de invoering van grote aantallen vierde generatie gevechtsvliegtuigen en de introductie van precisiewapens, kruisraketten en forse capaciteiten voor elektronische oorlogvoering. Het front en eigen achtergebied werd tegen WP luchtaanvallen beschermd met een aaneengesloten gordel luchtverdedigingssystemen.
Nederlandse Patriot-luchtverdedigingssystemen in de omgeving van de luchtmachtbasis in Sliač, Slowakije: Flickr.com / NATO North Atlantic Treaty Organization.
Prioriteiten voor de nieuwe NAVO afschrikkingsstrategie
Die asymmetrie moet worden hersteld en uitgebuit. Air denial (raket- en luchtverdediging) is evident een strategische randvoorwaarde, zeker in het licht van de duizenden raketten en drones die Rusland op Oekraïne heeft afgevuurd. Het offensieve vermogen om de luchtverdediging van de tegenstander te doorbreken en diens militaire capaciteiten ver achter en aan het front aan te vallen is een tweede. De oorlog in Oekraïne toont aan hoeveel moeite het kost om luchtoverwicht te bewerkstelling wanneer beide partijen beschikken over een grote dichtheid aan lucht- en raketafweersystemen en weinig middelen om die te neutraliseren. Rusland leed grote verliezen in de lucht en kon daardoor in 2022 en 2023 niet het grondoffensief ondersteunen.[19]
Het Oekraïense tegenoffensief in 2023 werd eveneens zwaar gehinderd door het ontbreken van luchtoverwicht. Luchtsteun ontbrak om de Russische artillerie uit te schakelen die de Oekraïense opmars door de mijnenvelden bestookte en aanzienlijke verliezen toebracht. Beide kampen waren niet staat de A2/AD capaciteit van de ander te neutraliseren. Oekraïne raakt inmiddels door de luchtverdedigingsmunitie heen en Zelensky vraagt dan ook vanaf het begin van de oorlog met goede redenen om Oekraïne te steunen met een no-fly zone en luchtverdediging.
Deter and Defend Forward is een gepast, logisch maar ook ambitieus antwoord op de Russische agressie. Politieke solidariteit, investeringen in defensie (die waarschijnlijk meer vergen dan de 2%-norm), verbetering van de artilleriecapaciteit, grotere landmacht eenheden, verhoging van munitievoorraden en de wapenproductie in Europa zijn belangrijk en krijgen veel aandacht. Wat echter onderbelicht is, zoals een recent RUSI-rapport onomwonden stelde, is de noodzaak te investeren in de strategische pilaar onder een geloofwaardige afschrikkingsstrategie: ”The key warfighting bottleneck standing in the way of generating sustainable European deterrence credibility against Russia […] is an inability to credibly establish air superiority due to lack of SEAD/DEAD capacity. Fixing this deficiency should, therefore, be seen as a matter of urgent priority”. [20] Om diezelfde reden maanden diverse rapporten al voor de oorlog om met hoge prioriteit de bekende capability shortfalls aan te pakken.[21] Zonder beheersing en exploitatie van het luchtdomein namelijk blijft ook van de nieuwe NAVO-afschrikkingsstrategie de geloofwaardigheid twijfelachtig en is bovendien een uiterst kostbare en voor vele Europese landen niet vol te houden uitputtingsoorlog waarschijnlijk het resultaat, mocht een daadwerkelijke oorlog uitbreken.
Dit artikel is een ingekorte en aangepaste versie van het artikel De oorlog in Oekraïne & de nieuwe afschrikkingsstrategie van de NAVO, Carre, April 2024.
Header photo: Flickr.com / NATO North Atlantic Treaty Organization
Eindnoten
[1] Sam Jones, Dmitry Medvedev warns of ‘new cold war’, Financial Times, 16 February 2016, at https://www.ft.com/content/a14e8900-d259-11e5-829b-8564e7528e54
[2] https://www.nytimes.com/2022/02/24/world/europe/putin-ukraine-speech.html; Robert Hunter (2022) The Ukraine Crisis: Why and What Now?, Survival , 64:1,7-28, DOI: 10.1080/00396338.2022.2032953; Elias Götz & Jørgen Staun (2022) Why Russia attacked Ukraine: Strategic culture and radicalized narratives, Contemporary Security Policy, 43:3, 482-497, DOI: 10.1080/13523260.2022.2082633
[3] Michael J. Mazarr, Understanding Deterrence, Chapter 2 in Frans Osinga & Tim Sweijs, Deterrence in the 21st Century, Insights from Theory and Practice, Asser/Springer, The Hague, 2020, 13-28, at https://link.springer.com/chapter/10.1007/978-94-6265-419-8_2
[4] Robert Jervis, Rational Deterrence: Theory and Evidence, World Politics, Vol. 41, No. 2 (Jan., 1989), pp. 183-207
[5] Zie T.V. Paul, Asymmetric Conflicts: War Initiation by weaker Powers, Cambridge University Press, Cambridge, 1994
[6] David A. Shlapak en Michael W. Johnson, Reinforcing Deterrence on NATO’s Eastern Flank: Wargaming the Defense of the Baltics, The Rand Corporation, Santa Monica, 2016, RAND, Santa Monica, 206, p.1; Sten Rynning, Deterrence Rediscovered: NATO and Russia, chapter 3, in Frans Osinga & Tim Sweijs, Deterrence in the 21st Century, Insights from Theory and Practice, Asser/Springer, The Hague, 2020, 29-45, at https://link.springer.com/chapter/10.1007/978-94-6265-419-8_3
[7] Zie Stephan Frühling & Guillaume Lasconjarias (2016) NAVO, A2/AD and the Kaliningrad Challenge, Survival , 58:2, 95-116; Martin Zapfe (2017) Deterrence from the Ground Up: Understanding NATO’s Enhanced Forward Presence, Survival, 59:3, 147-160; Elbridge Colby & Jonathan Solomon (2015) Facing Russia: Conventional Defence and Deterrence in Europe, Survival, 57:6, 21-50
[8] David A. Shlapak and Michael W. Johnson, op cit,; R.D. Hooker, How To Defend The Baltic States, The Jamestown Foundation, Washington, D.C., October 2019
[9] Shane Harris, et al, Road to war: U.S. struggled to convince allies, and Zelensky, of risk of invasion, The Washington Post, 16 August 2022
[10] Jonas Driedger & Mikhail Polianskii, Utility-based predictions of military escalation: why experts forecasted Russia would not invade Ukraine, Contemporary Security Policy, 44:4, 544-560
[11] Echevarria, Antulio J. II, “Deterring War without Threatening War: Rehabilitating the West’s Risk-averse Approach to Deterrence,” Military Strategy Magazine, Volume 9, Issue 2, winter 2024, pages 4-11
[12] Greg Miller and Catherine Belton, Russia’s spies misread Ukraine and misled Kremlin as war loomed, The Washington Post, 19 August 2022
[13] Vilnius Summit Communiqué Issued by NATO Heads of State and Government, 11 Jul. 2023 -|Press Release (2023) 001
[14] Alex Vershinin, The Attritional Art of War: Lessons from the Russian War on Ukraine, RUSI Commentary, 18 March 2024, https://rusi.org/explore-our-research/publications/commentary/attritional-art-war-lessons-russian-war-ukraine
[15] Christian Mölling, Torben Schütz, Preventing the Next War; Germany and NATO Are in a Race Against Time, DGAP Policy Brief, No. 34, November 2023; Estonian Ministry of Defence, Setting Transatlantic Defence up for Success: A Military Strategy for Ukraine’s Victory and Russia’s Defeat, December 2023
[16] Dimitry Adamsky, Deterrence à la Ruse: Its Uniqueness, Sources and Implications, Chapter 9, in Frans Osinga & Tim Sweijs, op cit, 161-173; Dima Adamsky, Russia’s New Nuclear Normal, How the Country Has Grown Dangerously Comfortable Brandishing Its Arsenal, Foreign Affairs, May 19, 2023
[17] SEAD: Suppression of Enemy Air Defence; DEAD: Destruction of Enemy Air Defence
[18] Drones, icm artillerie zorgden namelijk, samen met mijnen en anti-tank wapens, voor 95% van de verliezen onder tanks en pantserwagens. Zie Federico Borsari and Gordon B. “Skip” Davis, Jr., An Urgent Matter of Drones, CEPA, Washington DC, September 27, 2023; Mykhaylo Zabrodskyi, et al, Preliminary Lessons in Conventional Warfighting from Russia’s Invasion of Ukraine: February–July 2022, RUSI, London, 30 November 2022
[19] https://www.nytimes.com/interactive/2022/12/16/world/europe/russia-putin-war-failures-ukraine.html?action=click&pgtype=Article&state=default&module=styln-russia-ukraine&variant=show®ion= ; Justin Bronk, Nick Reynolds and Jack Watling , The Russian Air War and Ukraine Requirements for Air Defense , RUSI, London, 7 November 2022
[20] Justin Bronk, Regenerating Warfighting Credibility for European NATO Air Forces, Whitehall Report 23-1, RUSI, London, 2023, p. vi
[21] Wayne A. Schroeder, NATO at Seventy: Filling NATO’s Critical Defense-Capability Gaps, Atlantic Council, Washington, D.C., 2019; : Paul van Hooft and Lotje Boswinkel, Surviving the Deadly Skies Integrated Air and Missile Defence 2021-2035, HCSS, Tha Hague, 2021
Frans Osinga (Cdre b.d.) is hoogleraar War Studies aan de Universiteit Leiden.