ATLANTISCH PERSPECTIEF
India: De kunst van multi-alignment
Lisa Dupuy
India voorziet – en predikt – al langer een verschuiving in de wereldorde. Het land lijkt de eigengereide buitenlandpolitiek goed aan te kunnen wenden in een veelvoud aan wisselende verbanden. Die balansoefening dreef New Delhi steeds verder de Indo-Pacific op, waar het partners vindt in zijn structurele competitie met China. Al blijft die Aziatische dreiging boven India hangen – vanaf de hoogste toppen.
Hoe zoet kan een diplomatieke overwinning zijn? Eind oktober 2024 brachten Indiase grenswachten snoepgoed naar leden van het Chinese leger aan grensposten hoog in de Himalaya, waar de twee Aziatische grootmachten elkaar ontmoeten in een betwist grensgebied. De troepen aan beide zijden van de zogeheten Line of Actual Control (LAC) staan daar paraat om dat grensconflict te beslechten. Sinds een dodelijk treffen langs de demarcatielijn, in de vallei van de rivier de Galwan in 2020, stond de verhouding de afgelopen jaren op scherp. Steeds opnieuw werden de twee nationale troepenmachten verder opgebouwd – op grote hoogten en in de bittere kou, langs een vage afbakening die door sneeuwval en gletsjers steeds een stukje verschuift.
De najaarsdag, 31 oktober, markeerde het hindoeïstische religieuze festival Diwali, de perfecte gelegenheid om met het uitdelen van traditionele lekkernijen een voorzichtige toenadering te vieren. Na jaren van diplomatiek overleg zouden de twee landen “de-escaleren”, hun troepen grotendeels terugtrekken van de LAC, en elkaar toestaan te patrouilleren in het gebied. De Diwali-detente was dan ook groot nieuws in India. Een stroom persberichten uit het ministerie van Buitenlandse Zaken maakte gewag van alle afgeronde stapjes in de terugtrekking van Indiase troepen en de voltrekking van hun eerste patrouilles. Dat verliep allemaal als afgesproken. Volgens minister Subrahmanyam Jaishankar was dit een belangrijk signaal, een opmaat naar meer en verbeterde bilaterale gesprekken over bredere en zwaardere onderwerpen die de twee landen in de weg zitten, zoals economische competitie en hun tegenstrijdige strategische belangen.
Nare nasmaak
Maar begin dit jaar – de winter, die de zwaarste tol eist van grenstroepen in paraatheid, is nog niet eens teneinde – blijkt het signaal niet meer dan symbolisch. In Chinese staatsmedia was berichtgeving over de afspraken sowieso slechts minimaal: daar geen opgeluchte columns en jubel-interviews met voormalige legeraanvoerders. De grenstroepen konden dan patrouilleren, de twee grootmachten zijn het nog altijd niet eens over de precieze scheiding tussen hun grondgebieden – wat zelfs meer risico’s met zich kan meebrengen. Uit de overleggen op hoog niveau kwamen geen nieuwe afspraken of zelfs duidelijke implementatie van de mechanismen die waren overeengekomen. En van afbouw is geen sprake, beide landen lijken niet van plan hun strategische belangen bij te stellen. De Indiase analisten hadden er een nare nasmaak van in de mond: uit GPS- en satellietbeelden bleek dat China was doorgegaan met civiele projecten die ver in de bufferzone van de LAC uitsteken.
“Als je de militaire bufferzone inkomt,” vertelt een fotograaf die het leven van nomadische gemeenschappen in de Indiase regio Ladakh documenteert, “passeer je bouwputten voor de aanleg van nieuwe Indiase wegen en landlijnen. Maar tegelijkertijd verschiet je telefoon naar een Chinees menu.” De herders doorkruisen met kuddes en al regelmatig de lijnen in het betwiste gebied. Onder je voeten probeert New Delhi te reiken, in de ether hangt de claim van Beijing.
Na een hele korte periode van dooi, is de omgang met China alweer aan het bevriezen – of misschien al helemaal opnieuw vastgevroren. In de eigen media wordt het Indiase buitenlandapparaat naïviteit verweten. En niet alleen de herders zitten nu vast. “We zitten niet in een soort kroeggevecht, zoals je het conflict tussen India en Pakistan lang kon omschrijven. Er gaat een structurele, existentiële dreiging uit van China, dat India vooralsnog aftroeft in technologisch vernuft”, signaleert Happymon Jacob, professor Internationale Betrekkingen aan de Jawaharlal Nehru University (JNU) in New Delhi. S. Jaishankar studeerde ook in dat departement en rondde er zowel een master als een PhD af.
Decennialang werd de nationale psyche beheerst door de broederstrijd met Pakistan. Dat ontstond uit de pijnlijke verscheuring tussen de twee landen tijdens de dekolonisatie (ook wel bekend als de Partition). De vijandschap wordt consequent uitgevent (aan beide kanten van die grens) voor nationalistisch, politiek gewin. Ook strategische problemen met Beijing voeren al langer terug, getuige de instelling van de LAC na disputen over de grens in de jaren ‘50 en ‘60. Maar opvallend genoeg bleef China al die tijd “een enorme, uitgestrekte leegte”, waarover Indiërs eigenlijk niets wisten, zo omschrijft de beroemde auteur Amitav Ghosh. Dat is inmiddels omgedraaid: “Pakistan valt eigenlijk ónder het China-probleem, als een soort vazalstaat”, omschrijft professor Jacob. Het is voor India steeds belangrijker om inzicht te krijgen in wat zich in China voltrekt; in de afgelopen jaren groeien de aanmeldingen voor China-studies en richten denktanks en beleidsonderzoekers zich op de doctrines, politiek en ambities op wereldniveau van de noorderbuur.
De zeer gespannen verhouding tussen China en India drukt op de gehele regio. De twee concurrenten zijn kernmachten – reden dat de grenstroepen aan de LAC geen vuurwapens mogen gebruiken. Maar ook geweld en instabiliteit op veel kleinere schaal aan de grens kan leiden tot problemen voor de directe, kleine buurlanden Nepal en Bhutan. Beide grootmachten proberen de landelijke besturen van hun buurlanden te beïnvloeden, met politieke dan wel economische voordelen en gezamenlijke strategische doelen.
Spreekbuis voor het Mondiale Zuiden
Voor India is dat strategisch belang dus simpel: het wil tegenwicht bieden tegen de opmars van China als wereldmacht. In dezelfde periode van vier jaar sinds de Galwan-confrontatie, vond New Delhi in de Westerse wereld medestanders die tegenwicht willen tegen de Chinese opmars. Er zijn zorgen over de Chinese imperialistische ambities en op productie-vlak zoekt men naar alternatieven. Jacob: “Rivaliteit met China? Daarmee wordt je eigenlijk automatisch meegerekend tot de club van de grote jongens: met deze agenda worden pas echt zaken gedaan in de wereld.” Voor de Indiase premier Narendra Modi was het voorzitterschap van de G20 dan ook de uitgelezen kans om zijn land naar voren te schuiven als bepalende speler in de internationale politiek: de Westerse leiders werden in New Delhi verwacht.
Als voorzitter wierp India zich ook op als spreekbuis voor het Mondiale Zuiden. Gedekoloniseerde landen met een economie en bevolking van formaat, klonk het, moeten meer ruimte kunnen nemen voor hun eigen beslissingen. Dat was voor de Westerse leiders wél even slikken. Buitenlandminister Jaishanker spreekt over een machtsverschuiving die Westerse analisten nog maar schoorvoetend beschrijven, maar die India volgt als een natuurwet. De geglobaliseerde wereld kent steeds meer problemen, terwijl de traditionele wereldmachten minder in staat zijn om zich overal mee te bemoeien. Bovendien worden zulke interventies ook steeds minder op prijs gesteld door de landen in het Mondiale Zuiden; voormalige koloniën die inmiddels economisch zijn gegroeid en meer politieke belangen hebben. “Hoe groter je wordt, hoe groter je belangen zijn, hoe meer macht je nodig hebt om de belangen veilig te stellen. Dat is voor de oude supermachten niet meer te bolwerken. Het is alleen maar logisch om problemen te laten oplossen binnen de regio”, legde Jaishankar afgelopen oktober uit tijdens een bezoek aan de denktank Carnegie Endowment for International Peace in Washington.
Zo ontstaat volgens hem een meer multipolaire wereldorde: niet meer enkele supermachten die het overal voor het zeggen hebben, maar regionale zwaargewichten die in ieder geval hun directe omgeving beïnvloeden. “In zo’n systeem zijn er meer krachten die hun eigen stempel op de wereldpolitiek willen drukken. Er worden meer afwegingen gemaakt door meer verschillende beslissingsnemers. India wil met zo veel mogelijk van hen kunnen samenwerken.” De nationale sentimenten gaan nog wel een stukje verder, zegt professor Internationale Betrekkingen Happymoon Jacob: “Indiase academici en ambtenaren stellen ons land vaak voor als één van de polen, die andere wereldspelers aantrekt. Er zijn een aantal kenmerken die zo’n status wel kunnen verantwoorden: India’s massa en bevolkingsgrootte, het feit dat de markt en de economie zich nog altijd ontwikkelen, en het kernwapenarsenaal. Dat zijn allemaal zaken die ervoor zorgen dat andere landen wel naar India móéten kijken.”
Eigen begrip van de wereldorde
Of India ze nu opzoekt of aantrekt: uit de toename in het aantal mogelijke verbanden dat in deze nieuwe situatie te maken valt, volgt volgens de buitenlandminister vanzelfsprekend een zogeheten houding van multi-alignment. India beweegt zich in wisselende samenstellingen en voor verschillende doelen door de wereld, aangedreven door enkel de eigen belangen en strategische bepalingen. De lezingen lopen uiteen over of die huidige positie wezenlijk anders is dan de non-alignment die al sinds de onafhankelijkheid van het land geldt als pijler van het Indiase buitenlandbeleid. Volgens Jaishankar werd het ongebonden blok van voormalige koloniën dat in de Koude Oorlog geen kant wilde kiezen, gezien als besluiteloos en passief.
“In het Indiase denken over de wereld is strategische autonomie altijd van groot belang geweest, en werd de status als formele ‘bondgenoot’ altijd als een nadelige positie gezien”, stelt Jabob. “De politieke leiders van India hebben er – ongeacht partijideologie – altijd aan gehecht dat het land zijn eigen belangen zou beschermen. Het buitenlandbeleid van India is daarom ook altijd gestoeld op een eigen begrip van de wereldorde.”
In de praktijk betekent het dat New Delhi vaak het ‘midden’ moet zoeken – misschien geen plek van passiviteit, maar wel één die zo min mogelijk van de eigen vrienden voor het hoofd stoot. Voor veel van India’s nieuwe partners in de Westerse wereld was het zeer frustrerend dat Modi en Jaishankar weigerden de Russische inval in Oekraïne te veroordelen. Juist in aanloop naar het G20-voorzitterschap moest het Indiase diplomatieke apparaat alle overredingskracht aanwenden om uiteen te zetten dat het daarmee geen goedkeurig gaf aan Moskou. De beslissing ging juist om de weging van eigen strategische belangen. Nu kon India profiteren van de oorlog op het oude continent, door tegen bodemprijzen de olie van de langdurige partner op te kopen. Aan de andere kant maakte de inval duidelijk dat het een goed idee zou zijn als New Delhi de aankoop van zijn militair materieel zou diversifiëren – juist smeersel voor nieuwe samenwerkingen, waaronder met Frankrijk en de Verenigde Staten, in plaats van de vertrouwde leverancier Rusland.
Terughoudend richting NAVO
Maar het veroordelen van Rusland zou mogelijk worden uitgelegd als een ruk naar het Westen, waardoor Poetin juist richting China zou kunnen drijven. Vooral om diezelfde reden blijft India terughoudend in te nauwe betrokkenheid met de NAVO, dat wat Delhi betref nog altijd teveel tegen Rusland gericht is. Het wijst ook een Aziatische variant, zoals die af en toe wordt geopperd in de regio, van de hand. Jaishankar: “Wij denken niet in bondgenootschappen en het past ons niet om mee te bouwen aan een volledige structuur van veiligheidsgaranties of gedeelde strategieën.”
Volgens hem toont de Indiase deelname aan de Quad aan welke voordelen juist gelegenheids-bondjes kunnen bieden. Die samenwerking van Australië, India, Japan en de VS ontstond in 2004, toen de landen elkaar opzochten om hulp in de nasleep van aardbeving en tsunami in de Indische Oceaan te coördineren. Enkele jaren later groeide dat uit tot een meer vastomlijnd overlegorgaan, over gedeelde diplomatieke, economische en belangen. Naast zulke gesprekken houden de lidstaten ook grote militaire oefeningen. Hoewel in alle aangesloten landen zorgen zijn over China en veiligheid en stabiliteit in de Indo-Pacific, noemen zij de Quad nadrukkelijk een diplomatieke organisatie, geen militair bondgenootschap. Er gelden ook geen onderlinge veiligheidsgaranties of veiligheidsparaplu’s. Op die manier, is het denken in New Delhi, heeft India meer diplomatieke aanspraak maar zou het niet regelrecht vijandigheden met China, vérder opschroeven.
“Aan de andere kant”, stelt professor Jacob: “In deze multipolaire wereld zou het land dat juist schijnbare tegenstellingen tussen landen en doelstellingen weet uit te buiten, het meest profiteren. Waarom zou India niet op zoek gaan naar manieren om de structuren die Chinese agressie tegenaan, te versterken?” Het theater waarin India daarin het beste slaagt, is volgens hem duidelijk: “Ik zie vanuit Delhi steeds meer interesse op zee. In die zin beweegt India ook mee als een pool: nu het gemerkt heeft dat landen als de Verenigde Staten, Japan, Australië en Europeanen daarin interesse hebben, erkent het ook het belang van de maritieme sfeer.”
Bijna een eiland
In de Indo-Pacific kan India meewerken aan de beperking van Chinees imperialisme, én directe eigen belangen of die van verschillende andere losse partners bevorderen. Zo wist het uitstekend te manoeuvreren in de handelscrisis die ontstond op de Rode Zee en in de Golf van Aden. Terwijl onder leiding van de Amerikaanse en Britse marine acties werden uitgevierd tegen Houthi’s die het hadden voorzien op westerse handelsschepen, voerden piraten uit de Hoorn van Afrika hun activiteiten in de zeestraat op. New Delhi liet een ongekend grote vloot uitvaren om de gezamenlijke belangen van een veilige scheepsroute te beschermen. De Indiase marine sloot zich niet aan bij de coalitie – dat zou door handelspartner Iran mogelijk worden uitgelegd als een ideologische actie – maar bleef autonoom. “Het hoort bij de status van een groot land dat je de internationale gemeenschap helpt bij zo’n probleem dat iedereen treft”, aldus analist en voormalig marineofficier Abhijit Singh, die Jaishankars overtuiging onderstreept dat multi-alignment slagvaardigheid niet in de weg hoeft te zitten.
Singh is als voormalig marineofficier aangesloten bij de in New Delhi gevestigde denktank Observation Research Foundation (ORF). Volgens hem is lang vergeten dat “India bijna een eiland is. Natuurlijk hebben we een enorme landmassa die voor mensen tot de verbeelding spreekt. Maar twee van de drie zijden van ons grondgebied liggen aan het water. Onze veiligheid en economische kansen spelen zich voor een belangrijk deel op die twee flanken af.”
Dat duidt misschien één probleem, dat India niet zomaar afscheid kán nemen van zijn eerdere focus op de landmacht. De nieuwe losse partners zijn volop in touw in de Indo-Pacific. India zal er veel aangelegen zijn de balansoefening tussen staten in de maritieme buurt zoveel mogelijk te volbrengen. In het Westen stellen ze op prijs dat New Delhi langzaamaan de inkoop van militair materieel gaat diversifiëren. Wapen- en ontwikkelingsdeals dienen bovendien prima als smeersel bij afspraken en partnerschappen. Maar: een enkele Amerikaanse oefening daargelaten, is de Himalaya in het Westerse gedachtengoed pas écht ver weg. Aan de lange onduidelijke landgrens met China, voelt India zich nog altijd alleen.
Foto: Shutterstock / Indi design