ATLANTISCH PERSPECTIEF

De slinger van een wereldrijk

Kunnen de VS ontsnappen aan het patroon van groei, bloei en verval waar de grootmachten uit het verleden zelden in slaagden?

Tim Sweijs

De opkomst en neergang van grootmachten – economisch, politiek, militair –staat al millennia in de belangstelling van schrijvers als Thucydides, Ibe Khaldun, Edward Gibbon, Leopold Von Ranke, Arnold Toynbee, Immanuel Wallerstein, Robert Gilpin en Paul Kennedy. Van het Klassieke Rome tot aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, en van het Habsburgse tot aan het Britse Rijk, ontwaren zij een patroon van groei en bloei onherroepelijk gevolgd door verval – een patroon waar grootmachten maar moeilijk aan blijken te ontsnappen.

Vandaag de dag lijkt China’s gestaag groeiende economische, militaire en ideologische invloed het naderende einde van de Amerikaanse machtscyclus te markeren. Het systeem is nog zeker niet volledig bi- of multipolair, en Amerika prijkt nog altijd boven aan gangbare ranglijstjes van militaire, politieke, en economische indicatoren. Toch is de Amerikaanse relatieve machtsvoorsprong al langere tijd tanende. Dit leidt de laatste jaren tot een herijking van de internationale hiërarchie en tot aantasting van gangbare normen en regels die het internationale verkeer reguleren. Instituten als de Veiligheidsconferentie van München, het Instituut van Veiligheidsstudies van de Europese Unie, het Haagse Centrum voor Strategische Studies en Instituut Clingendael karakteriseren deze herijking met termen als Westlesness en Re:vision, Contestation, en Barsten en Blokken.

Historische patronen

Zo’n herijking, zo weten wij uit de geschiedenis, gaat niet zonder stoot of schok. Tijdens zulke periodes ligt oorlog op de loer. De Thucydides Trap – het verschijnsel dat opkomende en neergaande machten onherroepelijk met elkaar in conflict komen – is overigens zeker niet onvermijdelijk. Als meme opnieuw leven in geblazen door een Harvard-hoogleraar heeft de val, vernoemd naar de Griekse legeraanvoerder en geschiedschrijver die schreef over de oorlog tussen Athene en Sparta, buitensporig veel impact gehad, zelfs op de zienswijze van leiders die deze juist moeten vermijden. Toch hoeft deze situatie niet onherroepelijk tot oorlog te leiden. Er hebben ook veel vreedzame machtstransities in het internationaal systeem plaatsgevonden. Tegelijkertijd gaan verschuivingen in de internationale hiërarchie wel gepaard met de opbouw van spanningen tussen opkomende en neergaande machten en ideologische polarisatie in de internationale betrekkingen.

Over een langere periode sijpelen economische en politieke conflicten over naar het veiligheidsdomein, terwijl buitenlandbeleid wordt gemilitariseerd. Te midden van machtsverschuivingen ontstaan er dan regionale machtsleemtes die revisionistische actoren benutten om hun territorium te vergroten. In het verleden leidde dat vaak tot oorlogen, die begonnen tussen een grote en een kleine mogendheid en vervolgens stapsgewijs escaleerden van lokaal naar regionaal en soms zelfs naar mondiaal niveau. Een voorbeeld hiervan is de Eerste Wereldoorlog. De moord op troonopvolger Prins Frans Ferdinand in Sarajevo in juni 1914 leidde tot een dispuut tussen het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije en Servië. Het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije aan Servië leidde, via de zwaar gepolariseerde allianties, tot escalatie van dit dispuut tot ver buiten de Balkan. Besluitvorming onder immense tijdsdruk in de hoofdsteden van de grootmachten resulteerde in een continentaal grenzen overstijgend conflict tussen grootmachten die elkaar in La Grande Guerre vier jaar lang bevochten. Deze patronen hoeven zich vandaag de dag natuurlijk niet noodzakelijkerwijs te herhalen, maar nopen op zijn minst tot nadenken over hoe ze te doorbreken.

Illustratie van de moord op Frans Ferdinand op 28 juni 1914 op de voorpagina van de Italiaanse krant Domenica del Corriere. (Foto: Wikimedia Commons / Achille Beltrame)

Grootmachten beschikken per definitie over een krachtig militair apparaat dat altijd stoelt op een  robuuste economische materiële basis aangestuurd vanuit een sterk politiek centrum. Grootmachten kunnen op verschillende manieren ten ondergaan: ze worden verslagen door een rivaal in een oorlog (Carthago na de Phoenicische Oorlogen in de Klassieke Oudheid, Duitsland en Japan na Tweede Wereldoorlog); ze kunnen hun economische positie verliezen als een gevolg van lange termijn economisch verval (grootmacht Spanje na haar hoogtijdagen in de zestiende eeuw); er kan sprake zijn van een nationale implosie als de machthebbers in het centrum de controle over het rijk verliezen (de Sovjet-Unie aan het einde van de Koude Oorlog); of het kan gaan om een combinatie van alle drie (het Ottomaanse Rijk begin twintigste eeuw).

In de VS woedt al jarenlang een verhit debat over de Amerikaanse positie in de wereld en hoe er zorg voor te dragen dat de VS als wereldmacht niet ten ondergaat. In het Amerikaanse debat worden verschillende oplossingen aangedragen door voor- en tegenstanders van een dominante Amerikaanse rol in de wereld. Deze variëren van graceful decline (oftewel het ‘gracieus’ opgeven van de leidende positie in het systeem zonder oorlog te initiëren) retrenchment (terugtrekken) en het accommoderen  van nieuwe grootmachten (rekening houdend met hun wensen en belangen), naar het nieuw leven inblazen van een door de VS geleide liberale internationale orde door meer rekening te houden met de middelgrote mogendheden in het systeem, tot – aan het andere uiterste van het spectrum – een ‘we win they lose benadering. Te midden van dit debat, maken planners in het Pentagon zich op voor een confrontatie met China die binnen de Beltway als de enige strategische rivaal wordt gezien. Een verontrustend feit is overigens dat in periode 1500-2000, 84 procent van de dertig rivaliteiten tussen grootmachten, culmineerden in het gebruik van geweld.

In de VS woedt al jarenlang een verhit debat over de Amerikaanse positie in de wereld en hoe er zorg voor te dragen dat de VS als wereldmacht niet ten ondergaat.

Hernieuwd succes?

Tegen deze achtergrond is de vraag of en hoe grootmachten het patroon van groei, bloei en verval kunnen doorbreken, en zo hun positie op het internationale toneel überhaupt kunnen behouden, weer uiterst actueel. Deze vraag kan gaan over welke externe strategie past bij een relatief afkalvende machtspositie, maar ook over karakteristieken van nationale veerkracht die een nieuwe periode van groei en bloei voor de grootmacht kunnen inluiden. Het patroon van opkomst en neergang is goed bestudeerd, maar de voorwaarden van hernieuwd succes komen er in de literatuur zeer bekaaid van af.

Samen met mijn Amerikaanse collega’s Michael Mazarr en Daniel Tapia hebben we ons over deze vraag gebogen in een studie die eerder dit jaar uitkwam met de titel The Sources of Renewed National Dynamism. De studie werd gefinancierd door de Office Of Net Assessment (ONA) van het Pentagon die verder geen inhoudelijke bemoeienis met de studie had. Wij richtten onze aandacht inwaarts en hielden nationale kenmerken van veerkracht tegen de loep. Daarin bouwden wij voort op Mazarr’s eerdere studie The Sources of Societal Competitiveness. Daarin legt hij een aantal essentiële maatschappelijke kernmerken bloot van mogendheden die in staat zijn een positie van welvaart en macht te bereiken. Hij onderscheidt er zeven, die door de geschiedenis heen regelmatig terugkeren bij verschillende grootmachten: een nationale ambitie en wil om te excelleren; een collectieve in plaats van een versplinterde nationale identiteit; een systeem van sociale mobiliteit waarin talent boven komt drijven; een actieve staat; effectieve instituties; een zogenaamde ‘lerende maatschappij’ met het vermogen zich aan wijzigende omstandigheden aan te passen; en diversiteit en pluralisme op basis waarvan oplossingen worden gevonden die maatschappelijk voordeel opleveren.  Als een rode draad hierdoorheen loopt het concept dat onderzoekers in dit veld aanduiden met de Arabische term asabiya. Dat refereert aan sociale cohesie en verbondenheid en een wil om voor elkaar door het vuur te gaan. Dat resulteert – in goed polder-Nederlands – in een ‘vitale samenleving’.

Politieke cartoon uit 1898: Ten Thousand Miles From Tip to Tip: Het Amerikaanse wereldrijk (gesymboliseerd door de adelaar) strekt zich uit van Puerto Rico tot aan de Filipijnen. (Foto: Wikimedia Commons)

In onze studie naar hernieuwd succes onderzochten we hoe grootmachten in het verleden in verval raakten om zo de vinger te kunnen leggen op achterliggende oorzaken. Uit onze literatuurreview komen steevast dezelfde elementen van verval naar voren: verregaande bureaucratisering van het openbaar bestuur (‘bureaucratische ossificatie’); een afkalvende affiniteit onder elites met de rēs publica (het algemeen belang), die zich steeds explicieter richten op eigen gewin (een ‘graaicultuur’); de teloorgang van burgerzin onder bredere lagen van de bevolking; het ontstaan van sociale polarisatie en maatschappelijke divisies die leiden tot twist en confrontatie; het halsstarrig vasthouden aan traditionele processen (‘orthodox denken’); een beperkt aanpassingsvermogen aan nieuwe technologisch paradigma’s; en onhoudbare ecologische praktijken waaronder de uitputting van flora en fauna en natuurlijke hulpbronnen. Vervolgens stelden we ons de vraag: welke samenlevingen slaagden erin deze tekenen van verval vroegtijdig te identificeren en maatregelen te nemen om dat sluipende proces van verval om te buigen?

Anticiperen op neergang

Allereerst bleek dat significant herstel van een grootmacht na een langere periode van verval (kortstondige periodes van retrenchment daargelaten) zelden tot nooit voorkomt in de geschiedenis. Van het Habsburgse tot aan het Ottomaanse Rijk en van Groot Brittannië tot aan de Sovjet-Unie: een langere periode van verval is moeilijk te overkomen en leidt tot een fundamentele keldering in de internationale machtspositie. Er zijn wel voorbeelden van landen die succesvol anticipeerden op toekomstig verval en actief maatregelen implementeerden om dit verval tegen te gaan: Het Verenigd Koninkrijk in de periode ruwweg tussen 1820-1880 en de Verenigde Staten tussen 1880-1910 met rimpeleffecten die doorliepen tot in de jaren zestig. In beide gevallen anticipeerden deze twee machten een mogelijke neergang, en reageerden ze door brede economische, sociaal-maatschappelijke en politieke maatregelen in te voeren waarna een nieuwe periode van bloei aanbrak, voor het Verenigd Koninkrijk tot de Eerste en, naar sommige maatstaven, zelfs de Tweede Wereldoorlog, en voor de VS tot diep in de twintigste eeuw. De parallel met de hernieuwde bloei van Nederland in de periode 1870-1910 (een tweede “Gouden Tijdperk”) dient zich aan, alleen ontbrak het in Nederland aan de wil – en het bijbehorend narratief  – om de status van grootmacht na te streven. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw slaagde de Sovjet Unie er juist niet in om de maatregelen te nemen die haar in staat stelden om verval te overkomen.

Significant herstel van een grootmacht na een langere periode van verval komen in de geschiedenis zelden tot nooit voor.

Op basis van onze case studies en literatuuronderzoek identificeerden wij een verzameling kernmerken die instrumenteel waren, niet alleen voor het vroegtijdig signaleren van dit verval maar ook voor het proactief handelen daarop. Allereerst moet er een breed gedeeld besef zijn dat de grootmacht last heeft van structurele problemen die resulteren in stagnatie, problemen die alleen door gezamenlijke actie kunnen worden getackeld. Zo’n besef kan de uitkomst zijn van één of meerdere interne sociale, politieke of economische crises, zoals in het geval van het VK en de VS, of juist door een externe gebeurtenis, die een gevoel van urgentie creëert. In Meiji Japan maakte het bezoek van de Amerikaanse Commodore Perry in 1853 met zijn oorlogsschepen zo’n grote indruk, dat de Japanse maatschappij in enkele decennia een centraal aangestuurd proces gericht op radicale modernisering doorliep.

De erkenning dat er iets fundamenteels mis is vereist een vermogen tot zelfreflectie en zelfkritiek en een open houding ten opzichte van nieuwe ideeën. Op basis daarvan kan een accurate diagnose van de problemen gesteld worden die vervolgens het ontwerp van effectieve maatregelen informeren. In het geval van het VK en de VS betrof dit onder meer het adresseren van socio-economische ongelijkheid, het bestaan van monopolies in de economie, ongelijke politieke participatie en corruptie in het openbaar bestuur. In de Sovjet-Unie had de politieke elite rondom Gorbatsjov weliswaar een besef van stagnatie en verval, maar wist het niet een coherente diagnose van de kernproblemen te stellen. Daardoor bleef een effectief maatregelenpakket uit.

‘The Consummation of Empire’, het derde panel van het vijfluik ‘The Course of Empire’ door Thomas Cole toont een wereldrijk op zijn hoogtepunt. Maar decadentie en verval liggen duidelijk op de loer. (Foto: Wikimedia Commons)

Consensus en commitment

Daarbij is een praktische, probleem-oplossende benadering gebaseerd op (intellectuele) nieuwsgierigheid en waarheidsvinding van groot belang. Zo’n benadering gaat uit van expertise en feiten in plaats van maatschappelijke positie of ideologische overtuiging om problemen op te lossen. Deze benadering gedijt goed in een cultuur die gericht is op ‘de toekomst in plaats van alleen op het heden, op productie in plaats van consumptie, en op het praktische in plaats van het metafysische’. Denk aan de zeventiende eeuw waarin Descartes en zijn continentale discipelen zich bezig hielden met theologische en existentiële kwesties als ‘cogito ergo sum’, zoals wij beschrijven in onze studie, terwijl aan de andere kant van het Kanaal wetenschappers zoals Boyle (gas), Joule (energie), Newton (zwaartekracht), en Watt (elektriciteit), de natuurwetten ontcijferden die de Britten vervolgens voortstuwden, zeker in economische en militaire zin.

Een breed gedeelde consensus over de algemene koers van de verandering is daartoe randvoorwaardelijk: welke kant moet het op gaan, en welke middelen zijn daarbij nodig? Zo’n consensus is ook instrumenteel om richting te geven aan verschillende, deels overlappende maatregelen die er op verschillende niveaus nodig zijn om meerdere problemen te adresseren. Daartoe zijn effectieve overheidslichamen en sociale instellingen noodzakelijk die ook beschikken over de operationele capaciteiten om hun taken uit te voeren. In Nederland zien we de laatste jaren tot wat voor problemen dit kan leiden met de verschillende falende hersteloperaties van de Groningse gasboringen en de schadevergoedingen-procedures na de Toeslagenaffaire.

Commitment van politieke, economische en culturele elites aan het algemene belang is noodzakelijk om verval tegen te gaan en nodige vernieuwing door te voeren. Zonder zo’n commitment maken elites in neergaande grootmachten gebruik van de overheid om hun eigen portefeuille te spekken in de vorm van subsidies, vrijstelling van belasting, of instelling van handelsbescherming voor bepaalde industrieën. Elites zijn daarbij van fundamenteel belang voor het bevorderen van sociale cohesie, danwel het aanwakkeren van sociale en politieke polarisatie hetgeen kan leiden tot geweldsuitbarstingen. De bestorming van het Capitool op 6 Januari 2021 is een voorbeeld dat voor zichzelf spreekt.

Commitment van politieke, economische en culturele elites aan het algemene belang is noodzakelijk om verval tegen te gaan en nodige vernieuwing door te voeren.

Tot slot is deelname aan het dominante model van economische waarde-creatie onlosmakelijk verbonden met een nieuwe periode van groei en bloei. Nederland was bijvoorbeeld leidend in de zestiende eeuw op het gebied van financiële innovatie en de bundeling van kapitaalinvesteringen waarmee economische groei en imperialistische expansie mogelijk werd gemaakt. Het VK was voorloper in de eerste industriële revoluties waarmee het de economische basis legde voor de Britse hegemonie die daarop volgde. Meer recent, kreeg de dominante positie van de VS opnieuw economische wind in de zeilen door de Silicon Valley boom, eerst in de jaren tachtig in personal computing later gevolgd door search, social media en e-services in de jaren negentig en verder. Tot slot is toegang tot noodzakelijke hulpbronnen, noodzakelijk om een periode van hernieuwde groei mogelijk te maken, op het gebied van energie, financiën of anderszins.

Duidelijke diagnose, weinig oplossingen

In het licht van deze kenmerken is de vraag natuurlijk hoe het er met de VS voor staat anno 2024. Beschikt het over de kwaliteiten die deze grootmacht een periode van hernieuwd succes kunnen opleveren? Het antwoord hierop is niet eenduidig. Allereerst is er in de VS een relatief wijdverbreid besef van stagnatie, en zelfs malaise: publieke en politieke discussies erkennen dat de VS geconfronteerd wordt met fundamentele problemen in de economie, de maatschappij en de politiek. Trump’s slogan Make America Great Again is daar een uiting van. Tegelijkertijd zijn er fundamentele meningsverschillen over de aard van de problematiek en de grondoorzaken daarvan. De visies van de Republikeinen en de Democraten op vraagstukken als competitiviteit van de Amerikaanse economie, economische ongelijkheid, sociale cohesie, inclusiviteit, en duurzaamheid staan diametraal tegen over elkaar. Ethische en levensbeschouwelijke onderwerpen worden steeds vaker inzet van cultuuroorlogen.

Er is in de VS een relatief wijdverbreid besef van stagnatie, zelfs malaise.

Als een gevolg daarvan zijn er weliswaar duidelijke diagnoses van de problemen, maar is er onvoldoende steun om deze op te lossen, omdat ze slechts door één kant van het politieke spectrum (en soms zelfs facties daarbinnen), gesteund worden. Deze politieke polarisatie zet ook een rem op de problem solving mindset die Amerikanen van oudsher kenmerkt: het maakt het vaak onmogelijk om praktische oplossingen te vinden voor problemen, aangezien alles inzet wordt van een ideologische strijd waarbij electorale overwegingen centraal staan. De deadlock in de Amerikaanse politiek is hier exemplarisch voor, terwijl rechtsspraak gepolitiseerd wordt en politiek gejuridiseerd. Ondertussen zijn er wel degelijk verschillende, en deels overlappende inspanningen, gaande om problemen aan te pakken, bijvoorbeeld ten aanzien van het tegengaan van de drugsverslavingsepidemie en op het vlak van bestaanszekerheid.

Deze inspanningen vinden vooral plaats op statelijk en lokaal niveau en door NGO’s. Ze kunnen een basis vormen voor beleid vanuit de federale regering waarmee ze een grotere impuls kunnen krijgen. Waar het effectieve overheidslichamen en sociale instellingen betreft, is echter de bureaucratisering en verkokering van met name de federale overheid een probleem. Met name de niet-veiligheids-gerelateerde departementen (maar soms zelfs ook die) beschikken over te weinig operationele capaciteiten om hun taken goed uit te voeren. Daarbij is het vertrouwen van het algemene publiek in de overheid erg laag. Het vertrouwen in publieke instituties wordt verder uitgehold door een tanende commitment van elites aan het algemeen belang. Zakelijke elites zijn evident gericht op hun eigen belang en de campagne-financiëring systematiek die werd ingevoerd na 2010, waardoor bedrijven ongelimiteerd geld aan verkiezingscampagnes kunnen bijdragen, markeerde een verdere stap richting een corpocratie.

Asabiya’ hervinden

Waar de Amerikanen wel in voorop blijven lopen is in hun dominante rol in waardecreatie. De VS heeft het grootste aantal bedrijven in de Fortune-500 en de VS is de grootste ontvanger van buitenlandse directe investeringen. Amerikaanse bedrijven zijn marktleider in hoogwaardige en winstgevende sectoren, zoals e-tech en kunstmatige intelligentie. Amerikaanse universiteiten en onderzoeksinstituten blijven vooraanstaand op het gebied van R&D, terwijl de private risico-investeringssector in nieuwe technologiesectoren wereldwijd haar gelijke niet kent. Of de VS toegang heeft tot de noodzakelijke middelen om een nieuwe periode van bloei mogelijk te maken is de vraag. Enerzijds is de VS energie-onafhankelijk sinds de schaliegas en olierevolutie eerder deze eeuw en blijft de dollar de wereldmunt. Anderzijds is de VS afhankelijk van andere landen op het gebied van zeldzame aardemetalen en technologiecomponenten (waaronder Nederland met de lithografiemachines van ASML) en drijven landen zoals de BRICs (Brazilië, Rusland, India, China) steeds vaker handel gebruikmakend van hun eigen valuta.

Apple Park, het hoofdkwartier van Apple Inc. in Cupertino, Californië. Amerikaanse bedrijven blijven marktleider in hoogwaardige en winstgevende tech-sectoren. (Foto: Wikimedia Commons / Daniel L. Lu)

Of de VS zullen kunnen ontsnappen aan het patroon van groei, bloei en verval waar grootmachten in het verleden zelden tot nooit in slaagden, is lang niet zeker. De grootmacht heeft te kampen met structurele problemen in de samenleving en in de politiek, niet alleen oppervlakkig maar dieper verankerd in de haarvaten van het systeem. Het beeld is daarom zeker niet rooskleurig, niet voor de VS en ook niet voor internationale veiligheidssituatie, gezien de negatieve gevolgen die periodes van grootmachtverval met zich meebrengen. Tegelijkertijd is het voorbarig om een nieuwe periode van Amerikaanse bloei nu al af te schrijven. Het is immers zeker niet de eerste keer dat declinism de kop opsteekt en de VS is nog steeds het machtigste land in de wereld, ook in militaire zin. Maar één ding is duidelijk: voor een nieuwe periode van bloei zullen de Amerikanen de komende jaren toch ergens de geest van ‘asabiya’ moeten hervinden.

Header foto: Shutterstock / zimmytws

Tim Sweijs is onderzoeksdirecteur bij het Haags Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en verbonden aan het War Studies Research Centre van de Nederlandse Defensie Academie.